Een man had jarenlang last van onverklaarbare hoofdpijn. Pas een nieuwe onderzoeksmethode bracht de verrassende oorzaak aan het licht.

De casus liet onze auteur zien dat het soms wat langer duurt om de juiste diagnose te stellen. Artsen en patiënten mogen de zoektocht naar de ware oorzaak van een ziekte niet opgeven.
Giovanni Fantacci
Alfred Gescheidt / Archief / Getty
Twintig jaar lang behandelde ik als huisarts een patiënt met chronische hoofdpijn. Hij was een uitdaging voor me, omdat niets leek te helpen. In de loop der jaren had hij talloze specialisten geraadpleegd: KNO-artsen, neurologen en psychologen. Er waren verschillende MRI-scans van zijn hoofd en nekwervelkolom gemaakt, diverse pijnstillers geprobeerd en talloze fysiotherapiesessies afgerond. Maar de hoofdpijn bleef aanhouden.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Uw browser of advertentieblokkering blokkeert dit momenteel.
Pas de instellingen aan.
In deze column bespreken de auteurs op persoonlijke wijze onderwerpen die verband houden met geneeskunde en gezondheid.
De werkdiagnose was trigeminusneuralgie, een aandoening van de nervus trigeminus, die het gezicht rechtstreeks vanuit de hersenen van bloed voorziet. Artsen zijn bekend met deze pijn en kunnen die meestal goed behandelen. Maar in het geval van mijn patiënt waren alle pogingen mislukt. Hadden we iets over het hoofd gezien? Als huisarts werk je met hypothesen die je steeds opnieuw moet bekijken. Na al die jaren leek een nieuwe diagnose – en daarmee nieuwe behandelmethoden – echter onwaarschijnlijk.
Ongeveer driekwart van de bevolking heeft wel eens last van hoofdpijn. Maar in dit geval was het veel meer dan alleen een incidentele pijn. De man leed zichtbaar. Dus bleven we proberen, onderzoeken en verschillende benaderingen uitproberen. Een derde MRI? Waarom niet? Maar de resultaten waren steeds hetzelfde. We bleven watertrappelen.
Het keerpunt kwam na een bezoek aan een gespecialiseerde KNO-kliniek. Daar stelden ze een DVT-onderzoek voor – een digitale volumetomografie (DVT), een relatief nieuwe procedure vergelijkbaar met computertomografie, die voornamelijk wordt gebruikt voor onderzoek van het hoofd. Het bleek de sleutel tot de oplossing van het probleem.
Het onderzoek bracht iets aan het licht dat eerder onopgemerkt was gebleven: een verlenging van de processus styloïdeus, een uitsteeksel van het slaapbeen achter het oor. Ongeveer vier tot zeven procent van de bevolking heeft deze anatomische afwijking. In de meeste gevallen blijft het onopgemerkt. Maar bij een klein deel van de getroffenen leidt het tot het zogenaamde Eagle-syndroom, vernoemd naar de Amerikaanse arts Watt Weems Eagle, die het voor het eerst beschreef in 1937.
De nieuwe diagnose was een regelrechte klapHet verlengde uitsteeksel kan op de nervus trigeminus drukken, wat atypische hoofdpijn veroorzaakt. Uiteindelijk hadden we een nieuwe aanpak. Mijn patiënt koos voor een operatie om het uitsteeksel van de styloideus te verwijderen. De hoofdpijn verdween onmiddellijk.
Voor mij als huisarts was deze casus een waardevolle les. Mijn patiënt had jarenlang echt geleden. De diagnose leek een gegeven en de behandelingsmogelijkheden leken uitgeput. Maar we gaven niet op – en dat is de belangrijkste les die ik uit deze ervaring heb geleerd. Soms vergt het geduld, soms nieuwe technologieën, of gewoon de moed om een onconventionele aanpak te kiezen en te blijven zoeken, zelfs als de situatie hopeloos lijkt.
Vooruitgang in de medische technologie heeft uiteindelijk de weg vrijgemaakt voor een oplossing. En voor mijn patiënt was het een keerpunt dat hem na vele jaren weer pijnvrij maakte.
Eerder gepubliceerde teksten uit onze column “Gezondheid is het belangrijkste” vindt u hier.
nzz.ch