Het Hooggerechtshof ontzegt een gescheiden vader het minimuminkomen omdat zijn kinderen niet bij hem zijn ingeschreven.

Het Hooggerechtshof heeft ontkend dat een gescheiden vader die het gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn kinderen heeft, recht heeft op het Minimum Leefinkomen (IMV) dat overeenkomt met een volwassene die met twee minderjarige kinderen samenwoont, omdat de kinderen niet bij hem, maar bij de moeder staan ingeschreven.
In een uitspraak heeft het hooggerechtshof het beroep gegrond verklaard dat de Sociale Zekerheid had aangespannen tegen de uitspraak van het Hooggerechtshof van Andalusië (TSJA). Het gerechtshof erkende dit recht wel voor de man en eiste dat de administratie hem het overeenkomstige bedrag zou betalen, meldt EFE.
De TSJA reageerde op een beroep dat door de benadeelde partij was aangetekend, nadat de Sociale Rechtbank nr. 5 van Granada hem de uitkering had geweigerd.
In dit geval oordeelde de Andalusische rechtbank dat de eiser het gezamenlijk ouderlijk gezag heeft over zijn twee kinderen. Dit betekent dat zij soms bij hem en soms bij hun moeder wonen en dat hun samenwoning daarom niet als verstoord kan worden beschouwd.
Het Hooggerechtshof heeft zich nu uitgesproken over de vraag of een ouder die gezamenlijk het ouderlijk gezag over zijn kinderen heeft, recht heeft op de IMV-uitkering als samenwoningsvorm van een meerderjarige met twee minderjarige kinderen, wanneer de minderjarigen niet bij de ene ouder, maar bij de andere ouder wonen.
In dit verband verwijst de Hoge Raad naar de Wet op het minimumloon uit 2020, waarin uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met het unieke karakter van co-ouderschap bij het al dan niet toekennen van de sociale uitkering.
In artikel 10.4 van dit besluit is bepaald dat wanneer minderjarigen deel uitmaken van verschillende gezinsverbanden in gevallen van gedeeld ouderlijk gezag, "zij voor het bepalen van de hoogte van de uitkering worden beschouwd als deel uitmakend van de eenheid waarin zij wonen."
"Een dergelijke duidelijke, uitdrukkelijke en definitieve wettelijke bepaling vereist de letterlijke toepassing van artikel 10.4 van RDL 20/2020, zonder enige ruimte voor interpretatie ", benadrukt de rechtbank.
Het Hooggerechtshof heeft het beroep van de Sociale Verzekeringsbank gegrond verklaard en de eerste uitspraak bevestigd, waarmee de vordering van de betrokken man werd afgewezen. Het Hof heeft tevens vastgesteld dat hij geen inkomsten hoeft terug te betalen die hij heeft ontvangen in de periode tussen de uitspraak van het Hooggerechtshof en de huidige uitspraak.
elmundo