De uitspraak van het Hooggerechtshof in de Wallace-zaak opent de deur voor het herzien van meer veroordelingen.

Morelos (apro) .- De recente uitspraak van het Hooggerechtshof van de Natie (SCJN) ten gunste van Juana Hilda González Lomelí vertegenwoordigt een cruciaal precedent voor het Mexicaanse rechtssysteem, omdat het ernstige tekortkomingen in de rechtsbedeling en de eerbiediging van de mensenrechten in de zaak Wallace aan het licht brengt, aldus Sofía de Robina Castro, technisch secretaris van de afdeling Bestrijding van Foltering bij het Federaal Instituut voor de Openbare Verdediger (IFDP).
Op 11 juni oordeelde de Eerste Kamer van het Hooggerechtshof dat Juana Hilda een directe amparo kreeg. Zij was veroordeeld tot 78 jaar gevangenisstraf voor ontvoering en bracht bijna twintig jaar in de gevangenis door.
Het besluit, dat door een meerderheid werd goedgekeurd en gebaseerd is op een project van minister Alfredo Gutiérrez Ortiz Mena, houdt hun onmiddellijke vrijlating in en opent de deur voor een herziening van de straffen van de andere vijf personen die bij de zaak betrokken zijn: Brenda Quevedo Cruz, Jacobo Tagle Dobin, Tony Castillo Cruz, Albert Castillo Cruz en César Freyre Morales.
De zaak kwam bij de rechtbank terecht via de laatste beschikbare juridische weg, nadat Juana Hilda de lagere rechtbanken zonder succes had uitgeput.
Het Hooggerechtshof oordeelde dat verschillende bewijsstukken die van cruciaal belang waren voor zijn veroordeling, waren verkregen door middel van marteling en andere schendingen van de mensenrechten. Hierdoor was de basis voor de beschuldiging ongeldig.
Sofía de Robina legde uit dat "het Hof, in zijn rol als constitutioneel hof, het proces als geheel heeft geanalyseerd en de schendingen heeft geïdentificeerd die wij, de verdediging, aan de kaak stelden."
Volgens een IFDP-functionaris werd Juana Hilda in januari 2006 gearresteerd, enkele maanden nadat er aangifte was gedaan van een ontvoering die vermoedelijk in juli 2005 zou hebben plaatsgevonden. Ze werd onder huisarrest geplaatst, een maatregel die door het Inter-Amerikaanse Hof al als een schending van de mensenrechten was bestempeld.
Tijdens haar voorgeleiding werd Juana Hilda gedwongen om bijna acht uur lang te getuigen, zonder advocaat en onder directe bedreigingen jegens haar familie. Deze verklaring vormde de basis voor de aanklacht, niet alleen voor haarzelf, maar ook voor de andere medeverdachten.
Vervolgens werden er huiszoekingen verricht bij diverse verwante woningen. De eerste, enkele dagen na het indienen van de aangifte, leverde niets op. Meer dan een jaar later, na de arrestatie en de onder marteling verkregen bekentenis, werd een tweede huiszoeking verricht in een onbewaakt appartement dat bewoond was door iemand in de omgeving van het indirecte slachtoffer.
Er werden een druppel bloed en een kentekenplaat aangetroffen, maar de rechtbank oordeelde dat dit bewijs niet gebruikt kon worden omdat het voortkwam uit een onrechtmatige bekentenis.
Ook ander bewijsmateriaal dat in het huis van Brenda Quevedo Cruz werd gevonden, werd afgewezen. Een computer met foto's werd in beslag genomen zonder bewijsvoering of garanties voor betrouwbaarheid.
Voor Brenda Quevedo Cruz, die nog steeds in voorlopige hechtenis zat, werden de voorzorgsmaatregelen in 2024 gewijzigd en werd ze onder huisarrest geplaatst.
Het wetsontwerp van het Hof stelt duidelijk dat "een ernstig misdrijf als ontvoering geen veroordeling koste wat kost rechtvaardigt", merkte de IFDP-functionaris op. Integendeel, het stelt dat "zonder een eerlijk proces er geen rechtvaardige straf kan zijn."
Bovendien benadrukte De Robina dat deze uitspraak een sterke waarschuwing is voor de aanklagers van het land, omdat het hun onvermogen aantoont om effectieve onderzoeken uit te voeren die de mensenrechten respecteren. "Ze hebben nagelaten een geldige zaak te voeren en bewijs te leveren om de beschuldiging te staven", aldus De Robina.
De uitspraak heeft niet alleen directe gevolgen voor het leven van Juana Hilda, die na bijna twintig jaar opsluiting weer met haar dochters kan worden herenigd, maar maakt ook de weg vrij voor een herziening van de zaken van haar medeverdachten, wier dossiers zouden kunnen worden beïnvloed door het uitsluiten van onrechtmatig bewijs.
Juana Hilda is inmiddels vrijgelaten na officiële kennisgeving aan het Federaal Centrum voor Sociale Heraanpassing van Vrouwen (CEFERESO) nr. 16, gevestigd in Coatlán del Río, Morelos.
Tot slot concludeerde Sofía de Robina dat deze uitspraak "een zeer belangrijk precedent vormt voor het Mexicaanse rechtssysteem, omdat het bevestigt dat veroordelingen alleen in stand mogen worden gehouden als er zekerheid bestaat dat het bewijs is verkregen op een manier die de mensenrechten respecteert."
proceso