Suzanne Duval's 'Vachette', van mooi tot beter

Lang geleden had de verteller, een academicus, een gesprek met een andere academicus die ze in de Nationale Bibliotheek had ontmoet. Ze kenden elkaar. De verteller had naar zijn vrouw gevraagd, de man had geantwoord dat ze zwanger was, en om te pronken had hij eraan toegevoegd dat ze "een grote koe aan het worden was", ervan overtuigd dat zijn banale grap als een brief in de post zou worden ontvangen. Dat was het geval, of bijna. Een paar jaar later, op haar beurt zwanger, neemt de verteller, die net als de auteur Duval heet; die net als zij docent-onderzoeker is, wat deze man had gezegd letterlijk. Geleidelijk kruipt ze in de huid van een koe – preciezer gezegd, van een klein vaarsje. De manier waarop deze man naar vrouwen keek die een kind verwachtten (het komt voor dat vrouwen ook zo'n koeachtige blik hebben), neemt de verteller serieus. Wilde hij slim spelen? Laten we eens kijken hoe dat gaat. Als klein vaarsje is ze daar tevreden mee. Ze heeft klompen, nou en? Moet deze metamorfose letterlijk of figuurlijk worden opgevat? We aarzelen, omdat de verteller normaal blijft praten met de meeste mensen (hoewel, met haar man of met het kinderpersoneel dat ze loeit), en omdat voorbijgangers zich niet omdraaien als ze voorbijloopt. Deze dubbelzinnigheid, een soort truc die de auteur ons ook voorschotelt, is een van de vaardigheden van deze bijzondere roman, soms sarcastisch, altijd ondeugend en grappig. Zonder tot het fantasygenre te behoren, meldt het, in t
Libération