Tatoeëren, de opperste vernedering uit de Oudheid

Tatoeages waren een teken van slavernij, een overwonnene of een slaaf. In de ogen van de Romeinen en de Grieken waren ze niet aantrekkelijk.
In de Grieks-Romeinse wereld was stigma een tatoeage die schuld, nederlaag of onderwerping symboliseerde. Volgens Herodotus was het dankzij de Perzen dat de Grieken in de 6e eeuw voor Christus de "kunst" van het naaldtatoeëren ontdekten. Het werd toen gebruikt om krijgsgevangenen, slaven en criminelen te markeren.
Een van de bekendste voorbeelden van een oorlogstattoo is die welke de zegevierende Atheners in de 5e eeuw v.Chr. op de voorhoofden van hun verslagen tegenstanders, de Samiërs, lieten zetten: het was de afbeelding van een uil, het symbool van Athene. De Samiërs namen echter snel wraak toen ze, na de overwinning op de Atheners, besloten hun gevangenen te tatoeëren met de afbeelding van een samaina, de roeiboot van hun eiland Samos.
De Griekse filosoof Plutarchus vertelt ook dat tijdens het beleg van Syracuse (tijdens de Peloponnesische Oorlog) – dat eindigde met de nederlaag van de Atheners in 413 v.Chr. – bijna 7.000 krijgsgevangenen “op hun voorhoofd getatoeëerd werden met het symbool van Syracuse, een paard, voordat ze als slaaf werden verkocht.”
Deze tatoeages waren niet alleen een teken van dominantie, ze waren ook de "uitdrukking van de overwinning". Tot het einde van hun dagen vormde de getatoeëerde persoon dus een soort levende verovering. Voor de Grieken was een tatoeage na een veldslag het onherroepelijke teken van de nederlaag. In hun ogen zouden alleen de zwakken instemmen met een tatoeage. Een "echte" man zou liever zelfmoord plegen. Voor de families van de overwonnenen was het daarom essentieel om ervoor te zorgen dat hun zonen "onbevlekt" bleven.
Dit is wat een stele uit de stad Megara ons eraan herinnert. Op het graf, opgericht ter ere van een
Courrier International