Carsen en de uitwerking van het verleden van Oedipus in Colonus

In het Griekse theater van Syracuse valt deze Oedipus in Colonus op. Hij is veranderd van verdriet, is nu blind, een bedelaar in lompen, die in de regie van Robert Carsen soms helemaal alleen op het toneel staat, aan de voet van de trappen waar zich dat groene bos met suggestieve cipressen bevindt, een heilige plaats die hij als zijn eindbestemming ervaart en waar hij stopt met wachten tot hij het kan oversteken om te gaan sterven.
Giuseppe Sartori, leunend op een stok, geeft er leven aan en een waarheid die het innerlijk lijden tot uitdrukking brengt door het lichaam, dat volledig betrokken is, van de buigingen van het hoofd tot de samentrekkingen van de tenen, en modulaties van de stem met echo's van een zekere hoogdravende andersheid en tegelijkertijd van oprechte, poëtische menselijkheid: "Als ik niets meer ben, ben ik dan werkelijk een man?"
Het tafereel toont nog steeds een trap, ontworpen door Radu Boruzescu, die verwijst naar de trap die naar het paleis van Thebe leidde en die Carsen in 2022 een verslagen, vervloekte en ten ondergang gedoemde Oedipus Rex liet afdalen. Een trap die uitkijkt op en eindigt bij de cirkel van degene in de cavea van het theater, met Oedipus die het toneel betreedt en zich tussen de toeschouwers begeeft, alsof hij wil verwijzen naar zijn leven en er een vleugje theatraliteit aan wil geven, en tegelijkertijd wil hij het laten lijken alsof hij pas vredig kan sterven nadat hij het allemaal in scène heeft gezet, nadat hij het heeft uitgewerkt en geïnternaliseerd, in het besef dat hij niet schuldig kan worden verklaard omdat hij zich totaal niet bewust was van wat hij deed (hij had zijn vader vermoord en vervolgens met zijn moeder getrouwd).
Een einde dat niet langer door geweld of lijden wordt bereikt, maar in een dimensie van heiligheid, van sublimatie van het innerlijk wezen, dat zich bevrijdt van zijn sterfelijke resten door te verdwijnen tussen de bomen. Hier verblijft de vredebrengende Eumenides, die Carsen tussen de cipressen laat verschijnen, gekleed in het groen, met vrouwelijke kronkels en scherpe mimische gebaren, en die met hen de rol van het koor deelt die Sophocles alleen voor de burgers van Athene had gereserveerd. Een spectaculaire weergave zonder excessen, evenals het scenografisch gebruik van kleikraters waaruit symbolisch water stroomt, voor een tekst die daartoe nauwelijks de mogelijkheid biedt. Sophocles schreef 'Oedipus te Colonus' op negentigjarige leeftijd en legt intensiteit en fijngevoeligheid in zijn ontdekking van de kwetsbaarheid, in zijn menselijke ontrafeling, waarin hij waarschijnlijk zijn eigen ontrafeling weerspiegelt en het mysterie, de onvoorstelbaarheid van de dood, onderzoekt. Naast deze menselijke dimensie is er echter ook sprake van een politiek discours. De tragedie speelde zich af in 401 v.Chr., toen de Griekse polis, de grootheid Athene, met Sparta als overwinnaar, het slachtoffer werd van haar eigen waanzin en machtsovername, hier vertegenwoordigd door Creon (Paolo Mazzarelli), gekleed in het zwart, net als Oedipus en net als al degenen uit zijn verleden, waaronder zijn zoon Polyneikes (Simone Severini), die hem alleen maar terug wilde hebben in Thebe, omdat een orakel voorspelt dat de plek waar Oedipus begraven zal worden, voor altijd beschermd en onoverwinnelijk zal zijn. Integendeel, het alternatief wordt aangegeven door koning Theseus (Masssimo Nicolini), gekleed in het wit, net als het koor van alle andere inwoners van Athene, die Oedipus verwelkomt en beschermt in naam van mededogen, rechtvaardigheid en gastvrijheid jegens de vreemdeling, ondanks de roem die hij met zich meedraagt. Oedipus, bijna een voorloper van Koning Lear, met zijn twee zonen die hij niet vergeeft omdat ze om de macht vechten, heeft op het toneel bijna altijd twee meelevende dochters aan zijn zijde. Zij staan hem terzijde in de ellende van zijn pelgrimstocht en in zijn laatste dagen, in een gezamenlijke dialoog, gespeeld met duidelijke liefdevolle vriendelijkheid en vragende angst als Antigone door een intense, stralende Fotinì Peluso en Ismene door een niet minder bezorgde Clara Bortolotti.
Een tragedie van pijn en lot, die vanuit extreem lijden naar bevrijding leidt. Met de onvermijdelijke verschillen volgt deze tragedie hetzelfde pad als 'Electra', de andere tekst van Sophocles die in dit zestigste seizoen van het antieke drama afwisselt met 'Oedipus te Colonus'. Een dubbele keuze die dus logisch lijkt in deze tijd van moeilijke dagen, van oorlogen en lijden. Het is een metafoor voor lijden en hoop, voor een bewustzijn dat de wereld verder moet ontwikkelen. En de volle maan die hoog op de oude stenen van het Griekse theater scheen, was hopelijk een goed voorteken en zette aan tot nadenken.
ansa