In beknopte taal vertelt Natalia Ginzburg over het onvermogen om genoeg van iemand te houden
%3Aformat(jpeg)%3Afill(f8f8f8%2Ctrue)%2Fs3%2Fstatic.nrc.nl%2Fbvhw%2Fwp-content%2Fblogs.dir%2F114%2Ffiles%2F2019%2F01%2Fkrielaars-michel-online-homepage.png&w=1920&q=100)
Naar gelang je ouder wordt en meer van het leven begrijpt, ontdek je bij het herlezen van je favoriete schrijvers steeds weer iets anders. Alsof je eindelijk tot de kern bent doorgedrongen van wat zij werkelijk willen zeggen. Zo’n schrijver is Natalia Ginzburg, wier werk sinds een paar jaar in nieuwe vertalingen van Jan van der Haar wordt heruitgegeven. En of het nu aan de schoonheid van die vertalingen ligt of niet, ik raak er telkens door ontroerd, juist dankzij het vermogen van Ginzburg om met weinig woorden veel te zeggen.
Onlangs zijn twee verhalen van Ginzburg gebundeld met als titel Valentino & De moeder. Toen ik het boekje uit had, was het alsof Ginzburg me met haar korte, rake zinnen meer over mezelf had verteld dan menig andere schrijver.
‘Valentino’, dat nog geen zestig pagina’s omvat, gaat over een arme en vooral luie student geneeskunde, die trouwt met een tien jaar oudere, lelijke, rijke vrouw.
Ginzburg zet haar een schildpadbril op, geeft haar ‘strenge, ronde ogen’ en een ‘ietwat bezwete neus en een snor’. Valentino kan het niets schelen, hij vindt zijn vrouw mooi en intelligent. Anders dan met de meisjes van zijn leeftijd kan hij met haar over boeken praten. Na drie kinderen bij haar te hebben verwekt, is zij de hele dag op pad, terwijl hij zijn dagen in ledigheid doorbrengt in haar villa, waar ook hun rijke vriend Kit rondhangt.
Uiteindelijk draait het verhaal om de dramatisch eindigende vriendschap tussen die twee mannen, waarna Valentino’s vrouw een lief en nobel iemand blijkt te zijn. Maar tussendoor, en daar gaat het Ginzburg vooral om, lees je over de relatie van de vertelster, een zus van Valentino, met haar ziekelijke ouders. Als haar moeder midden in het verhaal plotseling sterft, lees je in een paar zinnen hoe die zus zich schuldig voelt. Vooral omdat ze haar moeder niet genoeg heeft laten blijken hoeveel zij van haar hield.
Eerder in het verhaal voelde die moeder net zo’n wroeging na de even plotselinge dood van haar man. Ginzburg schrijft nu over die moeder, door de ogen van haar vertelster, „ze had nooit het geduld om hem zijn verhaal af te laten maken en legde hem het zwijgen op en kleineerde hem. Maar nu begreep ze dat mijn vader het beste was wat haar was overkomen.” Zulke zinnen versterken bijna je eigen wroeging over het tekortschieten in de zorg voor een van je ouders.
Het verhaal ‘De moeder’ gaat over twee jongetjes. Hun vader is jong gestorven, hun moeder probeert nog iets van haar leven te maken. Iedere avond gaat ze uit met vriendinnen, zonder zich om haar kroost te bekommeren. Maar op een dag verschijnt er een nieuwe man in haar leven en verandert alles. De jongetjes zijn dol op hem en hebben het gevoel een nieuwe vader te krijgen. Maar als die man op een dag verdwijnt, is hun moeder zo van slag dat ze zelfmoord pleegt. Ginzburg komt nu bij de kern van haar verhaal. En die gaat over de verdampende herinnering van de beide jongetjes aan hun moeder, omdat ze steeds meer beseffen dat ze niet zoveel van haar hebben gehouden. „Ze dachten niet vaak aan de moeder”, schrijft ze, „het bezorgde hun een beetje pijn en gêne om aan haar te denken.” Juist deze aanloop naar de plot weet de Italiaanse schrijfster in dit kleine meesterwerk op een onvergetelijke manier te beschrijven.
nrc.nl