Van defensie-investeringen tot historisch goedkope aandelen: tien redenen om buiten de VS te investeren

Veel bedrijven buiten de Verenigde Staten (met name Europese) worden nog steeds onder hun werkelijke waarde verhandeld en vormen daarom een aanzienlijke investeringskans. Tegelijkertijd stimuleren de toegenomen Duitse overheidsuitgaven en de renteverlagingen van de ECB Europese beursgenoteerde bedrijven en geven ze enkele redenen om deze markt met een frisse blik te bekijken.
Uit een rapport van vermogensbeheerder Schroders blijkt dat er 10 redenen zijn om optimistisch te zijn over aandelen van bedrijven die niet in de VS zijn gevestigd.
Ten eerste boekten Noord-Amerikaanse bedrijven weliswaar "uitzonderlijke winsten", maar waren de winsten van Europese bedrijven "sterk". Het vertrouwen van beleggers was in het eerste geval echter veel duidelijker merkbaar dan in het tweede, waardoor Europese beursgenoteerde bedrijven ondergewaardeerd zijn in termen van marktkapitalisatie.
Tegelijkertijd waren de financiële resultaten van beursgenoteerde Europese bedrijven (exclusief het Verenigd Koninkrijk) vergelijkbaar met die van hun Wall Street-collega's, met uitzondering van de "Magnificent Seven" (een groep bestaande uit Amazon, Alphabet/Google, Apple, Meta/Facebook, Microsoft, Nvidia en Tesla), benadrukken experts. De cijfers hebben betrekking op de afgelopen tien jaar.
De derde reden is de historisch gezien betere risico-rendementsverhouding van internationale bedrijven in vergelijking met Noord-Amerikaanse bedrijven. Deze trend is de afgelopen 15 jaar zichtbaar geweest en bereikte eind 2024 het hoogste niveau in 50 jaar. De MSCI World Index lag bijvoorbeeld 44% onder het meest logische niveau.
In deze context, per sector geanalyseerd, bedraagt de gemiddelde daling ongeveer 27%, grotendeels gedreven door Amerikaanse technologiebedrijven. Het rapport beschrijft zelfs aandelen van bedrijven buiten de VS als "historisch goedkoop".
Ten vierde is er de mogelijkheid van nauwere samenwerking tussen Europese landen en hun respectievelijke bedrijven, met als doel de Amerikaanse tarieven aan te pakken. Deze tarieven belemmeren de verkoop van Europese bedrijven in dat land.
Daarna volgt het stimuleringspakket van 500 miljard euro dat Duitsland zal toepassen op zijn eigen economie (de sterkste op het Europese continent, maar die zich in een recessie bevindt), samen met hogere investeringen in de infrastructuur en de defensie-industrie, evenals in alle sectoren die verband houden met de productieketen.
In deze context zouden investeringen kunnen resulteren in een extra jaarlijkse groei van 100 basispunten voor de Duitse economie, stellen experts.
Een andere reden waarom Europese beursgenoteerde bedrijven in waarde stijgen, is het versoepelen van de monetaire marges van centrale banken. Renteverlagingen stimuleren Europese bedrijven, die historisch gezien over een periode van twaalf maanden twee keer zo goed presteren als hun Amerikaanse tegenhangers.
Volgens de gegevens die in de analyse worden aangehaald en die afkomstig zijn uit een onderzoek dat Berenberg voor Bloomberg heeft uitgevoerd, zien Europese bedrijven een groei van 20,7% na een cyclus van bezuinigingen, terwijl op Wall Street dezelfde indicator op 9% blijft staan (gemiddelde over de afgelopen 50 jaar).
Tegelijkertijd gaan bedrijven wereldwijd door met aandeleninkoopprogramma's en andere "aandeelhoudersvriendelijke" maatregelen, met name in Duitsland, Frankrijk en Japan. Het is opmerkelijk dat het Verenigd Koninkrijk in dit opzicht de VS in 2024 heeft ingehaald, volgens berekeningen van Schroders op basis van LSEG-gegevens.
De afgelopen drie jaar hebben pan-Europese banken beter gepresteerd dan de Magnificent Seven, een "verrassende ontwikkeling", zoals het document opmerkt. De MSCI Europe Banks Index, die 32 banken in 15 landen omvat (waaronder Millennium BCP), is een punt van discussie.
Analisten stellen dat deze beursgenoteerde bedrijven nog steeds onder hun reële waarde worden verhandeld en dat ze daarom een aanzienlijke beleggingskans vormen.
Deskundigen richtten hun aandacht op Japan om de negende reden te identificeren: bedrijven in dat land hebben manieren gevonden om dividenden te verhogen en obligatie-inkoopprogramma's te lanceren. Het probleem is de verbetering van de kapitaalallocatie van de bedrijven.
De tiende en laatste reden is de steun van Japan aan zijn munteenheid, de yen. Van directe investeringen op de internationale geldmarkt (via overheidsbesluit) tot het einde van het negatieve rentebeleid van de Bank of Japan (BoJ), diverse beleidsmaatregelen waren erop gericht de waarde van de Japanse munt te verhogen.
In een belangrijke opmerking herinnert Schroders eraan dat "resultaten uit het verleden zich mogelijk niet herhalen en geen garantie bieden voor de toekomst."
jornaleconomico