Zomer met Tucholsky | Babbelen, toch? Babbelen!
Je zou stiekem moeten noteren wat mensen zeggen. Geen enkel naturalisme kan daaraan tippen. Zeker, in sommige toneelstukken streven de dichters ernaar het echte leven te imiteren – maar altijd met de nodige epische reductie, zoals Fontane het noemde, die hij bij Raabe miste, altijd licht gestileerd, toegesneden op de doelstellingen van het toneelstuk of het boek. Dat stelt niets voor.
Nee, je zou letterlijk moeten opschrijven wat mensen brabbelen – 180 lettergrepen per minuut – woord voor woord. Ik denk dat dat het volgende zou opleveren:
De alledaagse taal is een jungle – overwoekerd door een wirwar van stopwoorden en scheldwoorden. Laten we het maar niet hebben over de afsluitende "is dat niet zo?" (uitgesproken als "nicha?"). En ook niet over het feit dat "De lucifers, alstublieft!" een volslagen onmogelijkheid is, een Chimborazo van onbeleefdheid. Natuurlijk is het: "Oh, alstublieft, zou u zo vriendelijk willen zijn om mij de lucifers te lenen, als u zo vriendelijk wilt zijn? Heel erg bedankt. Alstublieft. Heel erg bedankt!" – zo heet het.
Maar zelfs als mensen met elkaar praten, is het levendig. Taal struikelt over heuvels en dalen en scheurt de grammaticale verbanden aan flarden, oh tempora! oh modi!
De belangrijkste regel is: de persoon met wie je praat is slechthorend en enigszins verstandelijk gehandicapt – dus het is een goed idee om alles zes keer te zeggen. "Dan zegt hij dat hij me de rekening niet kan geven! Hij kan me de rekening niet geven! Hij zegt het heel simpel. Luister nu eens – als ik hem heel rustig vertel: 'Meneer Wittkopp, wilt u me de rekening geven?', dan kan hij niet zomaar zeggen dat hij u de rekening niet kan geven! Maar dat zei hij wel. Begrepen? Hij zegt het heel simpel..." ad infinitum.
Dit geldt ook voor de tedere streling die sommige mensen aan grappen geven. "En dan kijkt hij haar heel verdrietig aan en zegt: Weet je wat – ik ben een oude man: geef me maar een glas bier en een goede sigaar." Pauze. "Geef me maar een glas bier en een goede sigaar. Haha." Het is net als bruiswater als het terug je neus in komt...
Tweede wet: Alledaagse taal heeft zijn eigen grammatica. Berlijners hebben bijvoorbeeld een verhalende toekomende tijd. "Ik loop over straat – de koeienkop zal me toeschreeuwen: En geef het meisje de ring niet! Nou, natuurlijk trek ik mijn linker jongleerschoen uit en gooi hem naar mijn hoofd..."
Derde wet: Een goede alledaagse dialoog verloopt nooit, maar dan ook nooit zoals in het theater: met spreken en tegenspreken. Dat is een uitvinding van de literatuur. Alledaagse dialogen hebben alleen sprekers – geen luisteraars. De twee toespraken lopen dus langs elkaar heen, soms met ellebogen – dat klopt – maar over het algemeen spreekt iedereen zijn eigen mening uit. Daar hoort de prachtige overgang "Nee" thuis. Bijvoorbeeld:
"Ik weet het niet (zeer belangrijke inleidende zin) - ik weet het niet: als ik na het eten mijn sigaar niet oprook, kan ik de hele dag niet werken." (Logische nonchalance: Het gaat om de middag.) Waarop de ander antwoordt: "Nee." (Volkomen idioot. Hij bedoelt niet: Nee. Hij bedoelt: Bij mij is het anders, en trouwens...) "Nee. Nou ja, als ik na het eten rook, dan..." Wat volgt is een precieze beschrijving van het leven die niemand interesseert.
Vierde wet: Wat gezegd moet worden, moet gezegd worden, zelfs als niemand luistert, zelfs als het net een cruciale seconde te laat komt, zelfs als het niet langer uitkomt. De hoeveelheid warrige geluiden in een "levendige praatgroep" – niemand heeft ooit steno opgeschreven. Maar iemand zou dat wel moeten doen. De manier waarop flauwe grappen, en ook goede, zomaar uit de lucht vallen, de manier waarop geen enkele schakel in de keten van algemeen geschreeuw contact maakt met een andere, maar iedereen met wijd opengesperde tong zoekt naar iets dat er niet is: een heleboel hoeden zonder hoofd, veters zonder laarzen, eenzame tweelingen... Het is best vreemd.
De ongeschreven taal van het dagelijks leven! Als iemand het nou eens opschreef! Precies zoals het gesproken wordt: zonder afkortingen, zonder opsmuk, zonder make-up of poeder, zonder enige opsmuk! Je zou het steno moeten nemen.
En dan is het het beste om wat je hebt verzameld in een grammofoon te zetten, op te winden en het aan de sprekers te laten horen. Ze draaiden zich geschrokken om en renden weg naar een prachtig toneelstuk, weet je wel, zo'n stuk, Fritz, zet je voeten daar maar neer, waar ze zo mooi natuurlijk, puur als in het leven, spreken. Heb je Bergner echt? Ik denk het niet, nou ja, ze is te...
Je moet het in steno zeggen.
nd-aktuell