“De Imam Moet Sterven”, het spionageverhaal van Enzo Amendola dat (ook) in het heden speelt

"Dit verhaal zit in mijn bloed", bekent Enzo Amendola, een PD-plaatsvervanger, voormalig minister en nu auteur van een spionageverhaal dat diep ingaat op de geschiedenis en geopolitiek. De titel 'De Imam Moet Sterven' vertelt over de verdwijning van Imam Musa al-Sadr, een charismatische figuur uit de Libanese sjiitische islam, die in 1978 tijdens een officieel bezoek aan Libië van het toneel verdween. Wie zou zijn dood gewild hebben? Misschien Gaddafi, de politie van de Sjah? Maar vooral: waarom?
Het boek – gepresenteerd in de Rizzoli-boekhandel in Milaan met live-deelname van Paolo Gentiloni en de vicevoorzitter van de Europese Commissie Raffaele Fitto – beweegt zich tussen fictie en historische waarheid. Een meeslepend plot, dat zich afspeelt vanuit het perspectief van Roberto Stancanelli, een kapitein van de Italiaanse geheime dienst, "een van degenen die niet terugdeinzen voor de bureaucratie", die eropuit wordt gestuurd om een verdwijning te onderzoeken die zijn oorsprong vindt in de relaties tussen Tripoli, Teheran en Rome. "Dit boek is een schuldige misstap, en hij is de schuldige", grapt Amendola, zich richtend tot Gentiloni. "Destijds was hij minister van Buitenlandse Zaken en stuurde hij me om de week naar Iran. Tijdens een van die reizen ontmoette ik de dochter van Imam Musa al-Sadr, en sindsdien ben ik me altijd blijven afvragen wat er met haar is gebeurd."
De verdwijning van de Imam blijft een van de grootste mysteries van de twintigste eeuw. Al-Sadr was zowel een religieuze als een politieke figuur en bemiddelde tussen de sjiitische, soennitische en christelijke gemeenschappen in Libanon. En het was juist die roeping tot dialoog – in een context van gewapende facties, burgeroorlogen en tegengestelde ideologieën – die hem gevaarlijk maakte. "Hij bepleitte de co-existentie van volkeren en religies", aldus Amendola, "in een Midden-Oosten waar beschavingen niet met elkaar zouden moeten botsen".
Amendola legt uit hoe het verleden meer op de toekomst lijkt dan één druppel water op een andere: "In het Midden-Oosten van haatvallen, zoals Liliana Segre het definieert, vertegenwoordigden mannen als al-Sadr een stem uit het koor", aldus Amendola. "En daarom waren ze verontrustend. Hij was een revolutionair figuur."
Gentiloni noemde de roman, in een commentaar, "een verrassend spionageverhaal" en onderstreepte de geloofwaardigheid van de hoofdpersoon, Stancanelli, met een grap: "Het lijkt erop dat Enzo een agent was. De manier waarop hij de dynamiek van de diensten beschrijft is betrouwbaar. Hij is geen voormalig agent, maar je zou dat misschien denken als je het leest." Maar het boek is ook een gelegenheid om te reflecteren op het feit dat Italië in de jaren zeventig en tachtig een waar kruispunt van spanningen in het Midden-Oosten was. Wat ik wil benadrukken is de beschrijving – met name in het eerste deel van Enzo Amendola's roman – van wat Italië was gedurende twintig of dertig jaar van de vorige eeuw, met name in de jaren zeventig en tachtig. Na "Zwarte September" en de gebeurtenissen in Amman in 1970, en nog vele jaren daarna – je zou kunnen zeggen tot begin jaren 2000, met de ontvoering van Abu Omar in Milaan – was ons land werkelijk een kruispunt van spanningen en dynamiek in het Midden-Oosten. Een waar laboratorium voor crises, politieke intriges en vaak ook voor geheime operaties. We zouden, zonder overdrijving, kunnen zeggen dat Italië een smeltkroes van complexe situaties was, maar ook – in veel gevallen – een smeltkroes van spionnen.
Het boek is volgens Gentiloni niet alleen een spionageverhaal, maar ook een les in de hedendaagse geschiedenis: "Deze roman vertelt hoe ingewikkeld het is om een arabesk met abscissen en ordinaten te beschrijven. Er is de complexiteit van het Midden-Oosten, het echte Midden-Oosten, en er is ook de geschiedenis van Italië, die veel ingewikkelder is geweest dan we willen toegeven."
Het verhaal van al-Sadr spreekt volgens Amendola direct tot ons heden: "Wat we al decennialang in het Midden-Oosten meemaken, is vandaag de dag een actuele gebeurtenis in verschillende vormen, maar met dezelfde oorsprong. Er zijn grote figuren geweest, van Sadat tot Rabin, die met gevaar voor eigen leven hebben geprobeerd de loop van de geschiedenis van het Midden-Oosten te veranderen, en die daarvoor een zeer hoge prijs hebben betaald." Een boodschap die ook weerklank vindt in het Europa van vandaag, aldus Gentiloni: "De rol van Europa in de Gazacrisis is niet eenvoudig, maar die moet er wel zijn. Er zijn zeer belangrijke mobilisaties. Hier in Italië zal er, zoals u allen weet, op 7 juni een grote mobilisatie plaatsvinden en het is zeer belangrijk dat er bij deze mobilisatie geen onduidelijkheid bestaat, zelfs niet in de veroordeling van het Hamas-terrorisme en in het verzoek om de vrijlating van de gijzelaars."
Gentiloni benadrukt dat "Europa natuurlijk een macht moet worden, maar een macht van vrede, van internationale handel, van dialoog. We kunnen ons niet beperken tot een subject dat standpunten uitdraagt: we moeten ze ook kunnen ondersteunen. Daarom staat de kwestie van de Europese defensie centraal. Ik vind het tegenstrijdig om te zeggen dat we meer gewicht in de schaal moeten leggen op het internationale toneel en tegelijkertijd de noodzaak van het versterken van een gemeenschappelijke defensiecapaciteit te negeren. Want zonder een gedeelde defensie is het sinds mensenheugenis zeer moeilijk om een echte politieke en diplomatieke rol te spelen." (door Andrea Persili )
Adnkronos International (AKI)