Wapens of boter?

In het proces van het herstructureren van de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie groeit de consensus: Europa heeft te lang geleefd van het zogenaamde "vredesdividend", weinig uitgegeven aan defensie en zijn veiligheid aan de Verenigde Staten toevertrouwd om middelen aan andere prioriteiten toe te wijzen. De Russische oorlog tegen Oekraïne, in combinatie met de waarschuwingen van president Trump over een mogelijke vermindering van de Amerikaanse troepenmacht in Europa, heeft de EU echter ruwweg doen ontwaken uit de illusie dat ze een welvarende economische ruimte kan blijven zonder verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen veiligheid.
Momenteel halen elf EU-lidstaten de NAVO-doelstelling niet om ten minste 2% van hun bbp aan defensie te besteden. Spanje, waaronder Spanje, besteedt in 2024 slechts 1,28% van het bbp. De VS daarentegen besteedt 3,38% van hun bbp. In de afgelopen tien jaar hebben Rusland en China hun militaire budgetten met respectievelijk 300% en 600% verhoogd.
Aan de vooravond van de NAVO-top in Nederland, waar naar verwachting een nieuwe doelstelling voor defensie-uitgaven van 3,5% van het BBP wordt aangenomen, samen met een doelstelling van 1,5% voor strategische infrastructuur, is de discussie over het "kanonnen of boter"-dilemma geïntensiveerd.
De Spaanse regering verwierp deze nieuwe doelstelling aanvankelijk, met het argument dat het niet om abstracte percentages gaat, maar om daadwerkelijke militaire bijdragen. Dit klopt, maar de realiteit is dat noch Spanje, noch de meeste EU-landen over voldoende robuuste militaire capaciteiten beschikken.
Het gaat om meer gecoördineerde uitgaven. De Europese defensie-industrie is gefragmenteerd, met talloze duplicaten en weinig interoperabiliteit tussen landen. Terwijl de VS één model gevechtstank gebruikt, heeft de EU er 17; vergeleken met de vier typen fregatten heeft Europa er 29; en terwijl de VS zes modellen gevechtsvliegtuigen gebruikt, gebruiken Europese landen er 20. Deze spreiding is te wijten aan het feit dat overheden de belangrijkste bron van vraag naar hun respectievelijke defensie-industrieën zijn, waardoor wapenbedrijven zich in kleine markten bevinden en de productie beperkt blijft tot niveaus die ontoereikend zijn voor de huidige geopolitieke context.
Als reactie hierop heeft de Europese Commissie het herbewapeningsplan gelanceerd. Dit plan heeft als doel de Europese militaire capaciteit tegen 2030 te versterken en een stabiele vraag te creëren die de industrie de nodige voorwaarden biedt om de productie te plannen en te verhogen.
Omdat de EU-Verdragen niet toestaan dat de EU-begroting rechtstreeks wordt gebruikt voor militaire operaties, en omdat deze slechts 1% van het totale bbp van de lidstaten vertegenwoordigt, moet het grootste deel van de extra uitgaven uit de nationale begrotingen komen. Om deze financiering mogelijk te maken, stelde de Commissie voor om de nationale ontsnappingsclausule uit de Europese begrotingsregels te activeren, waardoor regeringen meer flexibiliteit krijgen om hun tekortdoelstellingen te halen. Deze maatregel zou naar verwachting € 600 miljard extra mobiliseren, maar tot nu toe hebben slechts 16 landen, waaronder Duitsland, hierom verzocht. Frankrijk, Italië en Spanje hebben ervoor gekozen de clausule niet te activeren uit angst voor negatieve marktreacties vanwege hun hoge schuldenlast, waardoor de geplande extra uitgaven van de Commissie worden gehalveerd.
De tweede financieringspijler is Europees. Het SAFE Fund biedt € 150 miljard aan langlopende leningen (tot 45 jaar) aan regeringen om gezamenlijke aankopen van militair materieel door verschillende Europese regeringen te financieren. Regeringen hebben tot eind juli de tijd om deze leningen aan te vragen.
Wat betreft niet-terugvorderbare subsidies heeft de Commissie het Europees Defensie-industrieprogramma (EDIP) voorgesteld, met een budget van 1,5 miljard euro tot 2027. Het Europees Parlement pleit echter voor een aanzienlijke verhoging van dit bedrag.
De derde pijler van het plan is administratieve vereenvoudiging, met een versnelde afhandeling van vergunningen voor defensie.
De vierde en laatste pijler is private financiering. Onlangs kondigde de Europese Investeringsbank een lening van € 500 miljoen aan Deutsche Bank aan, waarmee tot € 1 miljard aan kapitaal kan worden gemobiliseerd voor het midden- en kleinbedrijf in de veiligheids- en defensietoeleveringsketen.
De defensie-investeringsdoelstelling van de NAVO vertegenwoordigt een verbintenis op de middellange termijn. Het gaat om structurele uitgaven die meerjarenplanning vereisen, geen budgettaire oplossingen.
Bovendien maakt het onderscheid tussen een doelstelling voor defensie-uitgaven in strikte zin en een doelstelling voor infrastructuur duidelijk dat niet alle defensie-uitgaven gerechtvaardigd kunnen worden door middel van producten voor tweeërlei gebruik (civiel en militair). Dit is een strategie die sommige regeringen, zoals die van Spanje, hoopten te gebruiken om zaken als cybersecurity mee te nemen in hun berekeningen van militaire uitgaven. Hoewel disruptieve technologieën cruciaal zijn, blijven conventionele wapens essentieel. Als we echte dreigingen willen afschrikken, moeten defensiecapaciteiten effectief en tastbaar zijn, niet slechts geprojecteerde cijfers in spreadsheets.
Het heeft ook geen zin om te doen alsof je uitzonderlijk bent binnen een intergouvernementele organisatie als de NAVO, die gebaseerd is op symmetrie tussen bondgenoten, niet op privileges op maat. Sommigen lijken de Alliantie te verwarren met de "plurinationale" handelsovereenkomsten in Spanje. Maar deze pretenties van uitzonderlijkheid kunnen averechts werken: ze zouden ons kunnen verzwakken aan andere onderhandelingstafels, vooral in de context van de handelsbetrekkingen tussen de EU en de VS. Het gebrek aan toewijding aan collectieve verdediging binnen de NAVO zou zich kunnen vertalen in hogere tarieven.
Eva Poptcheva , voormalig Europarlementslid
Expansion