Arme landen steken zich in de schulden voor klimaathulp, blijkt uit onderzoek
%2Fs3%2Fstatic.nrc.nl%2Fimages%2Fgn4%2Fstripped%2Fdata138315118-739248.jpg&w=1920&q=100)
Ontwikkelingslanden betalen meer aan de rente en aflossing van leningen dan ze aan klimaathulp ontvangen. Dat is de conclusie van een onderzoek van de internationale ontwikkelingsorganisaties Oxfam en Care Climate Justice. Tegen alle afspraken in geven de rijke landen bijna twee derde van hun klimaatgeld in de vorm van leningen, schrijven de twee organisaties in het maandag verschenen Climate Finance Shadow Report 2025. Arme landen worden daardoor opgezadeld met toenemende schulden.
Financiering van klimaatbeleid in ontwikkelingslanden is al vele jaren een heet hangijzer in de mondiale klimaatonderhandelingen. Alle partijen – dus ook de geïndustrialiseerde landen zelf – zijn het erover eens dat ontwikkelingslanden hulp nodig hebben bij hun klimaatbeleid. Want terwijl rijke landen met hun ongebreidelde gebruik van fossiele brandstoffen verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde en een enorme welvaart hebben opgebouwd, krijgen armere landen die kans niet meer. Die landen hebben de klimaatverandering niet veroorzaakt, hebben niet het geld om hun energiesysteem klimaatbestendig te maken en ook niet om de weerbaarheid van hun bevolking tegen de gevolgen van de opwarming te versterken.
Internationale klimaatverdragen spreken daarom al sinds 1992 van ‘common but differentiated responsibilities and respective capabilities’ – een gezamenlijke maar verschillende verantwoordelijkheid, afhankelijk van wat landen aankunnen. Op de klimaattop in Kopenhagen in 2009 werd dat geconcretiseerd in de belofte van rijke landen om mee te betalen aan het klimaatbeleid in ontwikkelingslanden, met een bedrag dat zou oplopen naar 100 miljard dollar per jaar in 2020. Tegen die tijd zou opnieuw worden gekeken of dat bedrag moest worden herzien.
Veel te rooskleurig beeldAan die belofte hebben de rijke landen zich nooit gehouden, stellen Oxfam en Care in hun rapport. Niet alleen werd de 100 miljard pas in 2022 voor het eerst gehaald, ook schetsen de cijfers van de OESO, de organisatie van geïndustrialiseerde landen die bijhoudt hoeveel er wordt betaald, een veel te rooskleurig beeld van de financiële steun.
Landen leveren zelf hun data aan. De OESO onderzoekt niet of de cijfers kloppen, maar gooit alle bedragen op een hoop. Een groot deel van het geld komt uit ontwikkelingshulp die landen toch al in hun begroting hadden opgenomen – overigens is dat bedrag in de afgelopen paar jaar wereldwijd fors gedaald. De afspraak is juist dat klimaatgeld ‘nieuw en aanvullend’ dient te zijn. Het meeste klimaatgeld gaat niet naar het door de Verenigde Naties speciaal hiervoor opgerichte Green Climate Fund. Donorlanden maken liever bilaterale afspraken met ontwikkelingslanden, meestal voor specifieke projecten. Vergelijken is daardoor lastig.
Econoom Herman Vollebergh, hoogleraar aan de Universiteit Tilburg, deed een aantal jaren geleden op verzoek van het Nederlandse parlement onderzoek naar internationale klimaathulp, onder meer om te kijken of Nederland aan zijn verplichtingen voldoet. In 2021 zei hij in gesprek met NRC dat hij daarop ook na zijn onderzoek nog steeds geen eenduidig antwoord kon geven.
De Nederlandse klimaathulp bestaat volgens Vollebergh, net als die van andere landen, uit een wirwar van regelingen, leningen, donaties aan hulporganisaties, en aan bijvoorbeeld de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) en multilaterale banken zoals de Wereldbank.
Marktconforme leningenHet rapport van Oxfam en Care bevestigt dat. Door alle leningen (vaak tegen een marktconforme en dus voor ontwikkelingslanden hoge rente) mee te tellen als klimaathulp, ontstaat een vertekend beeld, schrijven de onderzoekers – overigens behoort Nederland samen met Denemarken en Zwitserland tot de landen die het geld daadwerkelijk schenken. Volgens het rapport ontvingen ontwikkelingslanden in 2022 voor zo’n 62 miljard dollar aan klimaatleningen. De verwachting is dat ze daarvoor 88 miljard dollar moeten terugbetalen. Terugbetalingen op geleend klimaatgeld leveren de donorlanden zo’n 42 procent ‘winst’ op, aldus het onderzoek.
Het gevolg is dat er een steeds groter gat gaapt tussen wat ontwikkelingslanden nodig hebben en wat rijke landen bereid zijn beschikbaar te stellen. Op de klimaattop in Bakoe vorig jaar, die helemaal in het teken stond van klimaatfinanciering, is afgesproken dat rijke landen vanaf 2035 ten minste 300 miljard dollar per jaar geven aan klimaatbeleid in ontwikkelingslanden – met een vrijblijvende oproep om meer te doen. Volgens de Independent High-Level Expert Group on Climate Finance is tegen die tijd 1.300 miljard nodig.
NIEUW: Geef dit artikel cadeau Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.
nrc.nl