De impasse

De verkiezingsuitslagen van afgelopen zondag verrasten het land. De winnende partij was de verwachte, de volgende regering zal door dezelfde premier worden geleid, onder dezelfde minderheidsomstandigheden en over het algemeen blijven de verschillende kleinere partijen vergelijkbaar. En toch hangt er een gevoel in de lucht dat alles is veranderd, of in ieder geval dat het politieke partijenstelsel waarmee we de afgelopen vijftig jaar hebben geleefd, definitief op zijn kop is gezet.
De strijd om de tweede plaats is niet zomaar een irrelevante symboliek. Een wereld met twee dominante partijen in een onvolmaakt tweepartijenstelsel verschilt wezenlijk van een wereld met een dynamiek van partijenstrijd, waarin drie partijen van vergelijkbare en middelgrote omvang (elk met tussen een vijfde en een derde van de kiezers) tegenover elkaar staan en onderling het bestuur van het land moeten regelen.
Op dit moment is het onduidelijk welke kant het partijsysteem opgaat. Zal de relatieve omvang van de drie partijen de komende verkiezingsrondes zo blijven? Zullen de PS en PSD bij de volgende verkiezingscyclus van positie wisselen? Of zou Chega van plaats kunnen wisselen met de PSD en de grootste partij aan de rechterzijde en in het land kunnen worden? Het is ook mogelijk dat Chega in de nabije toekomst een protestpartij van wisselende omvang blijft. Of is het qua ambities en regeringsmogelijkheden een partij geworden zoals de PS en de PSD? Eén verkiezingscyclus is niet voldoende om te weten hoe een concurrentiepatroon zich zal ontwikkelen. Het patroon heeft immers meerdere herhalingen nodig om zich te ontwikkelen.
Ten eerste genereert een drieledig systeem veel meer onzekerheid dan een bipolair en tweeledig systeem (ook al is het niet perfect). Voor de elites van de drie grote partijen is het veel onzekerder en moeilijker om niet alleen met één tegenstander om te gaan, met wie ze hopen elkaar af te wisselen, maar ook met twee tegenstanders tegelijk, zonder te weten aan welke as van de concurrentie ze prioriteit moeten geven. En ook aan de kant van de kiezers creëert een driepartijenstelsel meer onzekerheid. De beroemde “wet” van Duverger, die de neiging van sommige systemen tot bipolarisatie door middel van strategisch stemmen verklaart, is gebaseerd op een psychologisch mechanisme waarbij kiezers met zekerheid en a priori weten dat er twee partijen zijn die groter zijn dan alle anderen en dat deze strijden om de eerste plaats. Als kiezers daarentegen te maken krijgen met een grotere onzekerheid over de relatieve omvang van partijen en drie partijen van vergelijkbare omvang zien, wordt het voor de strategische kiezer veel moeilijker om te bepalen waar hij of zij op moet stemmen.
Hoewel ons kiesstelsel ongetwijfeld en formeel een systeem van evenredige vertegenwoordiging is, is de logica van de partijconcurrentie in Portugal de afgelopen 40 jaar nooit helemaal dezelfde geweest als die in landen waar het kiesstelsel evenrediger is, zoals Nederland, Denemarken of Duitsland. Eigenlijk is het wellicht juister om te zeggen dat ons systeem altijd proportionele elementen met meerderheidselementen heeft gecombineerd.
Van onze 22 kiesdistricten kiezen er elf slechts 2 tot 5 afgevaardigden. In deze kringen is de logica van de concurrentie niet proportioneel en wordt deze de afgelopen decennia gedomineerd door twee partijen. De andere helft is verdeeld in middelgrote en zeer grote kiesdistricten, waar sprake is van proportionaliteit en waar in de regel kleinere partijen in het parlement kunnen komen. Dit asymmetrische systeem heeft het ons mogelijk gemaakt de positieve eigenschappen van proportionele en meerderheidsstelsels te combineren: het beste van twee werelden, om het zo maar te zeggen. Net als in evenredige systemen hebben we altijd een representatie van de ideologische diversiteit van de samenleving gehad die groter was dan in systemen met slechts twee partijen. Net als in meerderheidsstelsels was er geen sprake van buitensporige fragmentatie van het partijenstelsel. Hierdoor waren er afwisselend periodes van stabiele regering door een van de twee grote partijen. Deze combinatie werd vaak gezien als een goede en wenselijke balans. In de echte wereld is het voor geen enkele politieke instelling mogelijk om het beste van twee werelden te bereiken, maar evenwicht wordt altijd als positief gezien en is mede verantwoordelijk voor succesvolle democratisering.
De verkiezingsuitslagen van zondag laten echter ook de andere kant van de medaille zien. Tegenwoordig combineert ons politieke systeem, als gevolg van de samenloop van verschillende historische trends, ook het slechtste van twee werelden: de negatieve gevolgen van beide systemen. Net als bij proportionele systemen zijn we nu getuige van de gevolgen van een grotere fragmentering van het electoraat, met inbegrip van instabiliteit. Bovendien is deze fragmentatie — niet alleen in Portugal, maar in heel continentaal Europa — een fragmentatie die gepaard ging met het electorale succes van een ‘nieuw’ type partij: radicaal-rechtse partijen, die deze systemen niet gewend waren op te nemen.
Maar net als in veel meerderheidssystemen missen wij ook de flexibiliteit van een historische cultuur van regeringscoalities. In uiterst proportionele en gefragmenteerde systemen is het juist deze cultuur van coalities die het systeem flexibiliteit geeft. Dit is niet zomaar een klaagzang over ons gebrek aan beschaafde politieke cultuur. Het is veeleer het volkomen verwachte en rationele product van het grootste deel van het systeem dat ik hierboven beschreef. Het concurrentiepatroon dat de afgelopen veertig jaar is ontstaan, is bipolair: kiezers verwachten afwisseling tussen centrum-linkse en centrum-rechtse blokken, in een model van verantwoordelijk partijbestuur . Dat wil zeggen dat Portugese kiezers verwachten dat bij elke verkiezingscyclus een van de twee grootste partijen, uit gematigde maar tegengestelde ideologische kampen, zal regeren. Gedurende hun ambtstermijn maken regeringen maatregelen en voeren ze een overheidsbeleid uit. Uiteindelijk schrijven kiezers de resultaten daarvan toe aan de grootste partij die aan de macht was. Deze logica is een meerderheidslogica van roulatie van de macht en verantwoordingsplicht van één partij. Bedenk dat het in een coalitieregering met vijf of zes partijen, met verschillende ideologieën, veel moeilijker wordt om te stemmen op basis van enkel deze eenvoudige retrospectieve beoordeling van één enkele, grote regeringspartij.
Tot nu toe hadden de Portugese kiezers nooit verwacht dat er regeringen zouden ontstaan die bestaan uit coalities van meerdere partijen met uiteenlopende ideologische standpunten. Evenmin hadden ze verwacht dat er een formele grote coalitie zou ontstaan tussen de twee grootste partijen. Laten we deze situatie vergelijken met die van andere evenredige systemen. In Oostenrijk waren meer dan de helft van de regeringen sinds de Tweede Wereldoorlog grote coalitieregeringen tussen de twee grootste partijen, de Sociaaldemocratische Partij en de Volkspartij, met name tussen 1945-1966, 1987-2000 en 2007-2017. In Nederland en de Scandinavische landen zijn coalitieregeringen met vijf of meer partijen gebruikelijk. Ook in Duitsland zijn de kiezers niet onbekend met grote coalities : sinds 1945 zijn er vier coalities gevormd tussen de SPD en de CDU/CSU, in totaal meer dan 15 jaar volgens dit coalitiemodel. Dit jaar is er, zoals iedereen verwachtte, weer een nieuwe begonnen. In periodes dat er geen grote coalitie was, regeerde de liberale partij (FDP) soms met centrumlinks, soms met centrumrechts. Deze flexibiliteit was cruciaal: sinds de naoorlogse periode vormde de FDP negen regeringscoalities met de CDU en vijf regeringscoalities met de SPD. Het was een echte beslissende wedstrijd tussen beide kampen. Bij het stemmen is geen enkele kiezer verbaasd dat er een coalitie ontstaat tussen sociaaldemocraten, groenen en liberalen, net zoals niemand verbaasd is over een coalitie tussen christendemocraten, groenen en liberalen. Deze verwachtingen zijn verwerkt in de betekenis die aan het stemmen wordt gegeven.
In Portugal is de situatie zeer contrastrijk. Er was slechts één formeel Centraal Blok, ruim 40 jaar geleden, dat slechts 2 jaar standhield. Een onvolledig mandaat dat door de kiezers niet goed werd onthouden, vooral gezien de economische context van die tijd. Vrijwel geen enkele kiezer verwacht dat er een Centraal Blok zal zijn als hij gaat stemmen en stemt daarom volgens een andere logica. Ook na de coalitie van 1978 tussen de PS en de CDS, die slechts zeven maanden standhield, verwachtte niemand dat een van de kleinere partijen een regering zou steunen onder leiding van een partij uit een tegenovergesteld ideologisch kamp. In Portugal zijn er geen centrale partijen, wat bijdraagt aan de bipolaire en meerderheidslogica van het systeem. Niemand verwacht dat IL een regeringscoalitie met de PS zal vormen, net zoals niemand verwacht dat Livre een regeringscoalitie met de PSD zal vormen. Te beginnen met de kiezers zelf die op IL en Livre stemmen, die het gevoel zouden hebben dat hun stem ‘verraden’ zou worden als zoiets zou gebeuren.
De verwachtingen van de kiezers zijn fundamenteel en omvatten de gebruikelijke en verwachte logica van concurrentie in het systeem. Wanneer kiezers gaan stemmen, verwerken ze deze verwachtingen in hun stemgedrag en in de manier waarop ze hun stem beoordelen. Politici zijn op hun beurt niet gewend aan andere modellen van partijconcurrentie, zoals de modellen die ik hierboven beschreef. Ze beschikken dus niet over mentale, sociale en zelfs rituele modellen om dit soort interactie en politieke onderhandelingen op een natuurlijke manier uit te voeren. Misschien nog belangrijker is dat deze politieke elites vrezen dat ze, wat hun beslissing ook mag zijn, zullen worden afgestraft door kiezers die dit soort acties niet verwachtten toen ze gingen stemmen. Ze weten namelijk dat ze hiermee breken met de gebruikelijke logica van partijconcurrentie. Dat geldt voor coalities zoals grote coalities (centraal blok), coalities van meerdere partijen, coalities van ideologisch ver van elkaar staande partijen, maar ook voor een coalitie tussen de PSD en de nieuwe Chega-partij. Veel kiezers die afgelopen zondag op AD en Chega stemden, hadden dat niet verwacht en waren daar ook niet van uitgegaan. Zij stemden dan ook met die verwachtingen in gedachten. Op dit moment lijkt het erop dat alle innovaties van bestuur en bedrijfsleven door iemand bij de stembus worden afgestraft. Zo slepen we onszelf van de ene instabiele minderheidsregering naar de andere.
Wij beschikken niet over mechanismen waarmee we gelijktijdig de fragmentatie, de opkomst van radicaal rechts en de bestuurslogica waaraan we tot nu toe gewend zijn, kunnen aanpakken. Daar komt de impasse vandaan die we nu ervaren. Het is niet duidelijk hoe we uit deze impasse komen en wie de situatie gaat oplossen. Maar misschien heb ik intuïtief het gevoel dat we niet lang in een impasse kunnen blijven.
observador