Kleuterschool in Portugal: een rekening die niet klopt

De afgelopen weken is het parlement weer begonnen met de discussie over toegang tot openbaar kleuteronderwijs. De beruchte "peuterlijsten" zijn terug op de agenda, voor een zeer discutabele discussie. De essentiële discussie ontbrak: het chronische gebrek aan vacatures; de kloof tussen de schoolkalender en het echte leven van gezinnen; en bovenal de inconsistentie tussen het politieke discours en de overheidspraktijk.
Het is dringend noodzakelijk om het voorschoolse onderwijs in Portugal serieus te bekijken. En niet alleen als een soort 'kinderopvang', maar als een fundamentele fase in de menselijke ontwikkeling – iets dat zelfs beleidsmakers lijken te erkennen... alleen op papier.
De school die niet werkt voor degenen die werkenLaten we beginnen met de kalender. De overgrote meerderheid van de Portugese werknemers heeft recht op 22 werkdagen vakantie per jaar. Openbare scholen met voorschoolse voorzieningen sluiten gedurende meerdere periodes: op feestdagen (Kerstmis, Pasen, Carnaval), tijdens pauselijke bezoeken en – het meest opvallend – gedurende de hele maand augustus. De rekensom is simpel: het aantal gesloten dagen is veel groter dan het aantal vakantiedagen voor ouders. En grootouders zijn niet altijd beschikbaar of er zijn geen alternatieve oplossingen beschikbaar.
Als we het over alternatieven hebben, hebben we het vaak over particuliere naschoolse programma's, waarvan de kosten gemakkelijk honderden euro's per week kunnen overschrijden. Wie gaat deze kosten dragen in een land waar de gemiddelde lonen lang niet de kosten van levensonderhoud kunnen bijbenen?
Bovendien zijn de schooltijden kort: van 9.30 tot 15.30 uur, en lopen ze alleen van half september tot eind juni. Bovendien gaat het schooljaar, vooral voor driejarigen, vaak gepaard met een gespreide start, met een beperkte aanwezigheid en een beperkte beschikbaarheid van de leerkracht – die in veel gevallen nog moet worden bepaald door middel van wedstrijden, mobiliteit of overplaatsingen.
Omzet en instabiliteitEr is ook de voortdurende instabiliteit van teams. Niet-onderwijzend personeel wordt vaak verplaatst volgens de behoeften van de gemeente, zonder continuïteit of aansluiting bij de groep kinderen. Voor jonge kinderen zijn emotionele stabiliteit en een relatie met rolmodellen meer dan wenselijk – het is essentieel.
Daarbij komt nog de impact van stakingen, legitiem als vorm van arbeidsstrijd, maar zeer ontwrichtend voor werkende ouders, die door een gebrek aan alternatieven gedwongen worden om te verzuimen. Ja, stakingen zijn een recht. Maar dat geldt ook voor de ondersteuning van gezinnen.
Hoe zit het met universaliteit?Wet nr. 22/2025 van 4 maart verankert de universaliteit van voorschools onderwijs vanaf drie jaar. Maar universaliteit is meer dan een mooi getal in het Staatscourant. Het betekent het garanderen van een plek, toegankelijkheid, kwaliteit, continuïteit en verenigbaarheid met het actieve leven.
Het is dan ook geen verrassing dat veel kleuters uit buitenlandse gezinnen komen. Deze gezinnen – met minder middelen en nog minder ondersteuningsnetwerken – zijn vaak uitsluitend afhankelijk van publieke voorzieningen. De rest kiest, indien mogelijk, voor particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn (IPSS) of privéscholen en neemt daarmee verantwoordelijkheden op zich die onder de verantwoordelijkheid van de overheid zouden moeten vallen.
Dit is niet alleen een technisch of logistiek debat. Het is een kwestie van sociale rechtvaardigheid, werk-privébalans, sociale cohesie en zelfs geboortecijfers.
Universaliteit beloven zonder structuur, financiering en afstemming op de realiteit te garanderen, is pure demagogie. De cijfers kloppen niet en het systeem dient geen enkel doel – niet de kinderen, niet de ouders, niet de toekomst van het land.
Portugal heeft dringend behoefte aan een overheidsbeleid voor kinderen dat meer is dan retoriek.
observador