De waarheid over goed en kwaad: speltheorie

De moderne speltheorie onthult een diepe paradox in de kern van rationeel gedrag: handelingen die lokaal optimaal zijn voor individuen, leiden vaak tot globaal suboptimale uitkomsten. Bij het gevangenendilemma kiest de rationele handelende persoon ervoor om de misdaad te bekennen; Als beide partijen echter zouden samenwerken, zouden ze beter af zijn. Deze spanning beperkt zich niet tot theoretische spelletjes, maar dringt door in echte interacties in de economie, de politiek en persoonlijke relaties. Het inzicht dat in dit essay wordt verkregen, is dat de oplossing van deze paradox niet louter strategisch is, maar ook ontologisch: als principieel gedrag op de lange termijn beter presteert dan rationeel gedrag, dan weerspiegelen die principes iets over de onderliggende structuur van de werkelijkheid – ook al is dat niet met het blote oog zichtbaar.
Rationaliteit en de grenzen van optimalisatie
De basis van de klassieke speltheorie is de rationele agent. Deze wordt gedefinieerd als iemand die het verwachte nut maximaliseert op basis van overtuigingen over de strategieën van anderen. Deze definitie genereert stabiele evenwichten, maar gaat vaak ten koste van het algemene welzijn. Het gevangenendilemma en de tragedie van de meent illustreren dat wederzijdse overlopen individueel rationeel kan zijn, maar collectief rampzalig. Zelfs herhaaldelijk gespeelde spellen kunnen, als ze niet zorgvuldig zijn gestructureerd, vervallen in een cyclus van wantrouwen, vergelding en inefficiëntie.
Principiële actie en de lange termijn
Dan komt de principiële acteur: iemand die niet handelt op basis van onmiddellijke opbrengsten, maar op basis van interne verplichtingen zoals eerlijkheid, vertrouwen, loyaliteit of opoffering. Dit zijn niet zomaar beperkingen op het maximaliseren van het nut; zijn nieuwe strategische assen. Hoewel dergelijk gedrag iemand op de korte termijn kan blootstellen aan uitbuiting, kan het op de lange termijn en in meerdere herhalingen leiden tot de vorming van samenwerkende groepen die beter presteren dan alle andere.
Deze groepen opereren volgens een eenvoudige regel: samenwerking wordt aangeboden aan hen die dezelfde principes delen; degenen die verraad plegen, worden uitgesloten. Hierdoor ontstaat een cyclus van positieve bekrachtiging. Rationele agenten die de beste resultaten van de principiële groep zien, staan voor een keuze: geïsoleerd blijven van elkaar en krijgen daardoor lagere uitbetalingen, of de principes omarmen die toegang geven tot het hoogpresterende coöperatieve domein. In de loop van de tijd sluiten meer actoren zich aan bij de kernprincipes. Uiteindelijk wordt samenwerking op basis van principes evolutionair gezien dominant.
De epistemologie van overleving: wat werkt, moet waar zijn
Hier bereikt het argument zijn filosofische hoogtepunt. Als principiële strategieën consequent zwaarder wegen dan rationeel eigenbelang, dan zijn deze principes noch willekeurige conventies, noch nuttige ficties. Ze weerspiegelen iets dat waar is over de wereld. Een leugen kan niet voor een optimale bloei op lange termijn zorgen. Als ik dat kon, zou het geen leugen meer zijn: het zou een diepere waarheid in een verhulling zijn.
Dit suggereert een evolutionaire epistemologie: waarheid is datgene wat overleeft, datgene wat het leven in stand houdt, datgene wat blijft bestaan in het aangezicht van chaos. Een principe dat consequent leidt tot langdurige bloei moet in lijn zijn met de werkelijke structuur van het bestaan. De stabiliteit van samenwerking, het vermogen om vertrouwen te wekken, de veerkracht van moreel engagement – dit zijn niet alleen maatschappelijke goederen, maar bewijzen dat er een echte metafysische orde bestaat, die net zo echt is als de materiële wereld om ons heen.
Conclusie: van strategie naar ontologie
Wat begint als een principiële actie, ontwikkelt zich tot een succesvolle strategie. Het pad van principes, aanvankelijk riskant en tegenstrijdig, blijkt niet alleen beter te zijn, maar ook meer waar.
observador